zondag 20 november 2011

Geluk is een mindset

Gelukkige Hans
De gebroeders Grimm - KHM 083

Sommige sprookjes zijn metaforen van diepe wijsheden, sleutels naar geluk en oplossingen van problemen.

Hans had zeven jaar bij zijn heer gediend en toen zei hij tegen hem: "Heer, mijn tijd is om, ik wil nu graag weer naar huis naar mijn moeder, geef mij mijn loon." De heer antwoordde: "je hebt mij eerlijk en trouw gediend; ik zal je naar verdienste belonen," en hij gaf hem een klomp goud die zo groot was als Hans zijn hoofd. Hans haalde zijn zakdoek uit zijn zak, wikkelde daar de klomp goud in, nam hem op zijn schouder en ging op weg naar huis. Terwijl hij daar zo voortliep en steeds het ene been voor het andere zette, kreeg hij een ruiter in het oog die vrolijk en blij op een monter paard voorbij kwam draven. "Ach," zei Hans hardop, "rijden, dat is nog eens wat! Alsof je op een stoel zit en geen stenen waar je je aan stoot; je spaart je schoenen en je komt vooruit zonder dat je het merkt." De ruiter, die dit hoorde, hield in en riep: "Zeg Hans, waarom ga je dan ook te voet?" - "Ik moet wel," antwoordde hij, "want ik moet een klomp naar huis dragen; het is weliswaar goud maar ik kan mijn hoofd er niet rechtop bij houden, daarbij drukt hij op mijn schouder." - "Weetje wat," zei de ruiter, "laten we ruilen - ik geef jou mijn paard en jij geeft mij.je klomp." - "Heel graag," sprak Hans, "maar ik zeg u er direct bij dat u er heel wat aan te sjouwen zult hebben." De ruiter steeg af, nam het goud en hielp Hans in het zadel, gaf hem de teugels stevig in de hand en sprak: "als je wilt dat het goed hard gaat, dan moetje met je tong klakken en hop, hop roepen."

Hans was zielsgelukkig toen hij op het paard zat en daar zo frank en vrij voortreed. Na een tijdje bedacht hij dat het nog wel wat sneller zou kunnen en begon met zijn tong te klakken en hop hop te roepen. Het paard zette zich in gestrekte draf en voordat Hans wist wat er gebeurde was hij uit het zadel geworpen en lag hij in een sloot die de akker van de straatweg scheidde. Het paard zou er zeker vandoor gegaan zijn als een boer die langs kwam en een koe voor zich uitdreef, het niet had opgevangen. Hans raapte zijn armen en benen bij elkaar en krabbelde weer overeind, maar hij was uit zijn humeur en zei tegen de boer: "rijden is geen grapje, zeker niet als je op een merrie als deze terechtkomt, die bokt en je uit het zadel werpt; je zou je nek wel kunnen breken; ik ga er nooit en te nimmer meer op. Neen, dan staat je koe mij beter aan, daar kan je op je gemak achteraan lopen en je hebt er bovendien iedere dag, zonder mankeren, melk, boter en kaas van. Wat zou ik er niet voor geven zo"n koe te hebben!" - "Welnu," sprak de boer, "als je dat zo"n plezier zou doen dan wil ik de koe wel met je ruilen voor het paard." Hans, helemaal in de wolken, stemde met dit voorstel in; de boer sprong te paard en reed snel weg. Hans dreef zijn koe rustig voor zich uit en dacht na over de voordelige ruil. "Als ik nu nog een stuk brood heb, en daaraan zal het mij toch niet ontbreken, dan kan ik. Zo vaak ik zin heb, daar boter en kaas bij eten; en als ik dorst heb dan melk ik mijn koe en drink de melk. Mijn hartje, wat wil je nog meer?" Toen hij bij een herberg kwam hield hij stil, at in zijn uitbundige vreugde alles wat hij bij zich had, zijn middag- en zijn avondboterham, schoon op en liet zich voor de laatste centen die hij nog bezat een half glas bier inschenken. Daarna dreef hij zijn koe weer voort, almaar in de richting van het dorp waar zijn moeder woonde. Naarmate het middaguur naderde, werd de hitte steeds drukkender en Hans bevond zich op een heide die nog wel een uur gaans was. Toen kreeg hij het zo warm dat zijn tong aan zijn gehemelte kleefde van de dorst. Daar is wel wat aan te doen, dacht Hans, nu ga ik mijn koe melken en mij aan de melk tegoed doen. Hij bond haar aan een dode boom vast en omdat hij geen emmer had, zette hij zijn leren muts onder de koe, maar hoe hij zich ook inspande, er kwam geen druppeltje melk te voorschijn. En omdat hij onhandig te werk ging, gaf het ongeduldige dier hem tenslotte met een van haar achterpoten zo"n trap tegen zijn hoofd dat hij op de grond tuimelde en een hele tijd niet wist waar hij was. Gelukkig kwam er net een slager aan met een kruiwagen waar een jong varken in lag. "Wat is hier aan de hand?" riep hij en hielp de brave Hans weer overeind. Hans vertelde wat er was gebeurd. De slager reikte hem zijn fles en zei: "Hier, neem maar een slok om van de schrik te bekomen. Die koe zal wel geen melk meer geven, het is een oud beest dat op zijn best nog geschikt is als trekdier of voor de slacht." - "Zo, zo," zei Hans en streek met zijn handen door zijn haar, "wie had dat gedacht? Het is mooi als je zo"n dier thuis kunt slachten; wat krijg je daar niet een boel vlees van! Maar ik heb het niet erg op rundvlees begrepen: het is mij niet mals genoeg. Ja, als je zo"n jong varken hebt! Dat smaakt wel anders en dan heb je ook nog worst!" - "Hoor eens, Hans," zei de slager, "om jou een plezier te doen wil ik wel ruilen en je het varken laten voor de koe." -"God belone u voor uw vriendschap," zei Hans, gaf hem de koe, liet de slager het varkentje voor hem uit de kruiwagen losmaken en hem het touw waaraan het vastzat, in de hand geven.

Hans trok verder en bedacht hoe voor hem alles toch naar wens verliep; en als hem dan al iets onaangenaams overkwam dan kwam het toch meteen weer goed. Na een tijdje liep een jongen met hem mee, die een mooie witte gans onder zijn arm droeg. Zij praatten wat en Hans begon over zijn geluk te vertellen en hoe hij telkens weer zo voordelig geruild had. De jongeman vertelde hem dat hij de gans naar een feestmaaltijd ter ere van een kinder-doop bracht. "Til haar maar eens op," vervolgde hij en pakte de gans bij de vleugels, "voel maar hoe zwaar zij is; zij is dan ook acht weken lang vetgemest. Wie in haar bijt als zij gebraden is, moet zich het vet aan weerskanten van zijn mond vegen." - "Ja," sprak Hans, terwijl hij met één hand de gans woog, "die is goed aan haar gewicht, maar mijn varken is ook niet mis." Onderwijl keek de jongeman erg bezorgd naar alle kanten om zich heen en schudde bovendien met zijn hoofd. "Hoor eens," begon hij, "het zou wel eens niet helemaal in orde kunnen zijn met dat varken van jou. In het dorp waar ik pas door ben gekomen, is er bij de burgemeester net een uit de stal gestolen. Ik vrees... ik vrees, dat dat het varken is dat jij daar hebt. Zij hebben mensen erop uitgestuurd en het zou niet zo best zijn als zij je met het varken betrappen; je zou op z"n minst in de bak gestopt worden." De brave Hans werd bang. "Lieve Hemel," sprak hij, "red me uit de nood, jij weet in deze streek beter de weg dan ik, hier, neem mijn varken en geef mij je gans." -"Ik moet er wel iets voor op het spel zetten," antwoordde de jongen, "maar ik wil het toch ook niet op mijn geweten hebben, dat jij je ongeluk tegemoet gaat." Dus nam hij het touw in de hand en dreef het varken snel een zijpad op; de brave Hans echter ging, verlost van zijn zorgen, met de gans onder zijn arm op weg naar zijn geboorteplaats. "Al met al," zei hij tegen zichzelf, "ben ik nog voordelig uit ook met de ruil: eerst heerlijk gebraden vlees, dan een heleboel vet dat eruit druipt; dat betekent brood met ganzenvet voor drie maanden; en tenslotte de mooie witte veren; die laat ik in mijn hoofdkussen stoppen en daarop zal ik dan wel in slaap vallen zonder dat iemand mij hoeft te wiegen. Wat zal mijn moeder blij zijn."

Toen hij het laatste dorp door was, stond daar een scharensliep met zijn kar; het wiel snorde en hij zong erbij:

"Ik slijp scharen en draai gezwind En hang mijn jasje naar de wind."

Hans bleef naar hem staan kijken; eindelijk sprak hij hem aan en zei: "Het gaat u zeker goed, dat u zo vrolijk bent onder het scharensliepen?" - "Ja," antwoordde de scharensliep, "met mijn handwerk kun je goud verdienen. Een goede scharensliep is een man die, iedere keer als hij in zijn zak grijpt, daar ook geld in vindt. Maar waar heb jij die mooie gans gekocht?" - "Die heb ik niet gekocht, maar die heb ik geruild voor mijn varken." - "En het varken?" - "Dat heb ik gekregen in ruil voor een koe." - "En de koe?" - "Die heb ik tegen een paard geruild." - "En het paard?" - "Daar heb ik een klomp goud voor gegeven zo groot als mijn hoofd." - "En het goud?" - "Nou, dat was mijn loon voor zeven jaren dienst." - "Je hebt je iedere keer weten te redden." sprak de scharensliep, "als je het nu nog eens zover kon brengen dat je het geld in je zak hoort rinkelen, iedere keer dat je opstaat, dan is je geluk verzekerd." - "Hoe moet ik dat aanpakken?" sprak Hans. "Je moet scharensliep worden net als ik; het enige wat je daar eigenlijk voor nodig hebt is een wetsteen, de rest komt vanzelf. Ik heb er nog een; die is wel een beetje beschadigd, maar je hoeft mij er ook niet meer voor te geven dan je gans. Wil je dat?" - "Hoe kunt u dat nog vragen?" antwoordde Hans, "ik word immers de gelukkigste mens op aarde; Als ik geld heb zo vaak als ik in mijn zak tast, waar hoef ik mij dan nog langer zorgen over te maken?" Hij overhandigde hem de gans en nam de wetsteen in ontvangst. "Nou," sprak de scharensliep, terwijl hij een doodgewone, zware veldkei tilde die naast hem lag, "hier heb je nog flinke steen op de koop toe waar je goed op kunt slaan en je oude spijkers recht kloppen. Pak aan en berg hem netjes op." Hans pakte de steen op en ging vrolijk verder; zijn ogen straalden van vreugde. "Ik ben toch een gelukskind," riep hij uit, "allen, wat ik wens valt mij ten deel alsof ik op zondag geboren was." Intussen begon hij, daar hij vanaf het aanbreken van de dag op ét: been was geweest, moe te worden; ook hij door honger geplaagd, daar hij in vreugde over de koehandel zijn hele voorraad in énen had opgemaakt. Ten slotte kon hij nog maar met moeite vooruitkomen en moest telkens stil houden; Bovendien kreeg hij verschrikkelijke last van de stenen. En hij kon de gedachte maar niet van zich afzetten, hoe prettig het zou zijn als hij ze net nu niet zou hoeven te dragen. Met een slakkengang kwam hij bij een put in een wei, daar wilde hij uitrusten en zich met een frisse dronk verkwikken; maar om de stenen niet te beschadigen terwijl hij ging zitten, legde hij ze voorzichtig naast zich neer, op de rand van de put. Toen ging hij zitten en wilde zich bukken om te drinken: daarbij maakte hij een verkeerde beweging, raakte net even de beide stenen en deze plonsden naar beneden. Toen Hans ze met eigen ogen in de diepte had zien verdwijnen, sprong hij op van blijdschap, knielde neer en dankte God met tranen in de ogen, dat Hij hem ook deze genade nog had betoond en hem op zo schone wijze en zonder dat hij zichzelf iets hoefde te verwijten, van de zware stenen had bevrijd die hem alleen nog maar tot last waren geweest. "Zo gelukkig als ik ben," riep hij uit, "bestaat er geen mens onder de zon." Opgelucht en bevrijd van alle lasten snelde hij nu weg tot hij thuis was bij zijn moeder.

EINDE

woensdag 16 november 2011

Value Based Education

Begin oktober was er ‘De Week van het Onderwijs’, een week later gevolgd door ‘De Week van de Opvoeding’. Waarom twee verschillende weken? In zijn NIVOZ-lezing betoogde AkzoNobel-topman Tex Gunning dat opvoeding en onderwijs onafscheidelijk zijn: “We kunnen onze kinderen niet de oplossingen meegeven voor de problemen van de toekomst. Maar we kunnen ze wel leren op een bepaalde manier te denken, om samen te werken en samen te leven.” 

"Ik heb een dochter van anderhalf. Zij is de reden van dit betoog, want ik wens haar een wereld toe waarin ze zich veilig en welkom voelt, waarin ze verliefd kan worden, wellicht zelf ooit moeder mag worden, waarin ze kan worden wie ze diep van binnen al die tijd eigenlijk al is. De wereld waarin mijn dochter opgroeit is niet zomaar een andere dan die waarin ik ben opgegroeid. Haar werkelijkheid zal een totaal andere zijn dan de mijne, aangezien alles erop wijst dat we ons bevinden in een overgangsperiode. De wereld die we denken te kennen bestaat eigenlijk al niet meer, maar we weten ook nog niet waar het heengaat.
De Amerikaanse droom voorbij 
De basis voor het wereldbeeld van babyboomers als ikzelf vormde de tweede industriële revolutie, die met name in de jaren na de Tweede Wereldoorlog voor ongekende groei en welvaart heeft gezorgd. Het referentiekader was The American Dream: voor wie hard genoeg zijn best deed op school en in zijn werk, kwamen geld en geluk als vanzelf in beeld. Economische groei werd de nieuwe religie. Waar ooit God het goede vertegenwoordigde, was groei nu het hoogste goed. De belangrijkste drivers van die ongelimiteerde groei waren de ogenschijnlijk onuitputtelijke voorraden van onze planeet: de ontwikkeling van de afgelopen decennia kon tot stand komen dankzij goedkope energie, goedkope grondstoffen, goedkoop krediet en goedkope productie als gevolg van technologische innovatie en arbeid uit lagelonenlanden.
Maar de grenzen aan die groei zijn bereikt. Overal waar we kijken, zien we een combinatie van elkaar versterkende crises: het vertrouwen in ons financieel-economische systeem wordt in exponentieel tempo uitgehold. Er is een voedsel- en een grondstoffencrisis, waarbij we met ons zeven miljarden inmiddels 1,5 keer de aanvullingscapaciteit van de aarde nodig hebben om onze levenstandaard te behouden (en waren we allemaal Amerikaan, dan hadden we jaarlijks zes aardes aan natuurlijke hulpbronnen nodig). Daaraan verbonden worden we geconfronteerd met een energiecrisis: alles draait op fossiele brandstoffen, terwijl we weten dat deze grondstoffen eindig zijn. Tenslotte verbruiken we niet alleen hulpbronnen, maar produceren we ook meer afval, inclusief broeikasgassen, dan onze planeet aankan. Kortom, we koersen met open ogen af op the perfect storm.
Als je kinderen vraagt naar hun ideeën over een rechtvaardige wereld, dan komen ze met universele waarden die in ieder van ons resoneren: eerlijk delen, voor elkaar zorgen, respectvol zijn, de zwakkeren beschermen. Als volwassenen voelen we nog altijd dondersgoed aan wat deugt en wat niet, maar we laten ons er veel minder door leiden.
De huidige crises zijn symptomen van een groter fenomeen: het economisch paradigma beloont korte-termijndenken en egocentrisch handelen. Het systeem van winstmaximalisatie werkt corrumperend gedrag in de hand en doet problematiek als afval en onrechtvaardige verdeling af als onvermijdelijke of verwaarloosbare neveneffecten.
Hoe complex en alomvattend de verschillende crises ook zijn, ze zijn niet het werkelijke probleem: ons werkelijke probleem is een waardencrisis.
Een vitale sleutel ligt bij onze leraren
Willen we niet voor een mondiaal levensbedreigende situatie komen te staan, dan moeten we onherroepelijk weg van een cultuur die is gestoeld op niet-duurzame, onrechtvaardige waarden. We hebben een nieuwe cultuur, een nieuw moreel vertrekpunt nodig.
Dat is minder ingewikkeld dan het lijkt, want de kennis van wat goed voor ons is, zit diep in onze genen, zoals bijvoorbeeld de Chileense bioloog Humberto Naturana stelt: als menselijke soort hebben we de afgelopen 200.000 jaar alleen maar kunnen overleven in co-existentie. Hoewel onze huidige cultuur het individualisme heeft bevorderd, zit het besef dat we als individu minder overlevingskansen hebben dan als collectief verankerd in ons DNA.
Het is tijd om welvaart veel breder te definiëren. Niet louter in termen van geld, maar ook in intellectuele, sociale en spirituele waardencreatie. Bij de verfdivisie van AkzoNobel hebben we onze missie gedefinieerd als “Adding colour to people’s lives”. Natuurlijk verkopen we verf, daar leven we van, maar we zijn ook zeer actief bezig om over de hele wereld kleur te geven aan achterstandswijken, aan scholen en ziekenhuizen. Wij zien onszelf als missionarissen die kleur brengen en we helpen mensen een meer kleurrijk leven te leiden.
Het is onze overtuiging dat het, vanuit integere drijfveren, streven naar niet alleen economische waardecreatie maar ook sociale waardecreatie uiteindelijk altijd beloond wordt. Wie goed doet die goed ontmoet, zoals het oude gezegde luidt. Goed doen resoneert en geeft zin, inspiratie en motivatie bij iedereen die bij de projecten zijn betrokken. Zowel bij onze medewerkers als bij onze klanten. We geloven dat onze klanten ook mensen zijn en dat ze een voorkeur hebben voor bedrijven die “goed doen in hun samenleving”.
Een ander script dat we ter discussie moeten stellen is onze definitie van groei. Ik vind dat we afmoeten van kwantitatieve groei en dat we naar kwalitatieve groei toe moeten. De verschillende crises die op ons afkomen dwingen ons in te zien dat de grenzen aan de groei bereikt zijn. Als er één credo is de komende jaren dan is het “meer met minder”! En waarom ook niet? Wie heeft bepaald dat groei een must is?
Hoe gaan we komen tot die nieuwe cultuur? De nieuwe rolmodellen, het nieuwe leiderschap, zullen we moeten zoeken bij onszelf. Zoals Gandhi ooit stelde: “Be the change you want to see in this world”. Niet voor niets zit hij prominent in de Think Different-commercial van Apple, die dezer dagen vele malen herhaald is: hoe zou de wereld er vandaag uitzien zonder mensen met de moed om, tegen de politieke realiteit in, te streven naar vrijheid? Zonder mensen die zich lieten leiden door hun innerlijke waarden, dwars tegen de stoom in? Dit soort mensen vaart op innerlijke motivatie. Wie van binnenuit zijn koers bepaalt, neemt verantwoordelijkheid voor zijn eigen geluk en voor het geluk van anderen.
Voor onze huidige crises kunnen we niet wachten op een Gandhi of een andere verlosser. We zullen dit zélf moeten oplossen. Het is een opdracht aan ons allemaal. Als ondernemers, bestuurders, politici, kunstenaars, juristen, economen, wetenschappers, journalisten, artsen, ontwerpers, ingenieurs, en, last but not least, als docenten en ouders zijn we allemaal leiders, allemaal rolmodellen. Als volwassenen kunnen we het goede voorbeeld geven, maar de werkelijke quantum leap kunnen we maken door onze kinderen anders op te voeden en te scholen.
Onderwijs voor het leven, in de breedste zin
Het huidige onderwijssysteem, met zijn sterke focus op het cognitieve en nog altijd gestoeld op het gedachtegoed van de tweede industriële revolutie, is niet gericht op het tot ontwikkeling brengen van mensen voor een nog onbekende toekomst, maar op het klaarstomen van een beroepsbevolking voor de wereld van gisteren.
Het mainstream onderwijs maakt vier kapitale vergissingen:
Ten eerste kiest het onderwijs, inclusief Minister Van Bijsterveld, een verkeerde focus door vooral in te zetten op taal en rekenen. De politiek spreekt nog steeds van een kenniseconomie, terwijl een belangrijk deel van die economie, net zoals de arbeidsintensieve maakindustrie in het verleden, aan het verdwijnen is naar lagelonenlanden als India, waar jaarlijks alleen al 350.000 ingenieurs afstuderen.
Een tweede misvatting is de selectie op punten: “prestatieafspraken” en het verhogen van de Citoscore leiden niet tot het ontwikkeling brengen van kinderen, maar stimuleren scholen om kinderen op te leiden voor de toets. Die obsessie zorgt ook voor sociale ontwrichting, omdat het kinderen die onder de lat eindigen het idee geeft dat ze niet deugen. Maar liefst 25 procent van de kinderen past niet binnen het systeem: sommigen kunnen niet meekomen; voor anderen is het onderwijs niet uitdagend genoeg.
Ten derde kweekt ons onderwijs volgzaamheid: kinderen “slagen” door zich te conformeren en risico’s te mijden. De grootste misvatting tenslotte betreft de opdracht aan het Nederlands onderwijs, zoals geformuleerd door het ministerie en onlangs bevestigd door de Minister: kennisoverdracht. Ten eerste zal niet kennis, maar het ontwikkelen van zelfkennis en zelfvertrouwen om gezamenlijk complexe problemen op te lossen het toekomstig succes van een kind bepalen. En daarbij stelt de Minister een belangrijke taak van het onderwijs in de schaduw, als ze hem al vindt passen binnen de kernopdrachten van het onderwijs: het opvoeden en vormen van kinderen.
Teneinde onze kinderen voor te bereiden op hun complexe wereld en hen het zelfvertrouwen te geven om hun wereld positief tegemoet te treden, zou het onderwijs veel meer uit moeten gaan van de mogelijkheden en interesses van het kind. Het zou kinderen moeten voorbereiden op het leven in de meest brede zin, zodat kinderen:
-       …zichzelf leren kennen en bewust en met zelfvertrouwen kunnen leven;
-       …het leuk vinden te leren en te onderzoeken;
-       …toegerust worden voor een evenwichtig sociaal leven;
-       …toegerust worden voor een leven in co-existentie met anderen en de natuur;
-       …en zodat kinderen van daaruit in staat zijn een waardevolle bijdrage te leveren aan de maatschappij.
Naar waardengedreven onderwijs
Ik wil onderwijs met een dergelijke focus waardengedreven onderwijs noemen. Het kan op allerlei manieren, binnen alle stromingen van onderwijs, vorm krijgen, met als enige onderscheidende factor de nadrukkelijke vraag: welke waarden willen wij onze kinderen meegeven? Die vraag hoort niet thuis in een extra-curriculaire activiteit buiten de “echte” vakken, maar moet de onderliggende waarde zijn van het gehele onderwijs. Voor kinderen is er geen standaard waaraan je moet voldoen. Je enige opdracht is met glans jezelf te zijn. Kinderen die de kans krijgen om het beste uit zichzelf te halen, doen dat ook. Gewoon omdat het vermogen tot leren en groeien is aangeboren, en ze daar plezier in hebben.
Kinderen hebben van nature de talenten, de creativiteit en de empathie die nodig zijn om hun rol in het leven te spelen. Het is onze taak die vermogens te cultiveren, en een klimaat te scheppen waarin ze uit kunnen groeien tot een volwassen humaniteit. Waarom? Omdat waardengedreven onderwijs leidt tot persoonlijk leiderschap. Het zorgt ervoor dat kinderen stevig in hun schoenen staan. Als je weet wie je bent en wat je in huis hebt, dan kun je van daaruit het leven tegemoet treden. Het leert kinderen om keuzes te maken in overeenstemming met hun diepste wezen. En vooral ook: de verantwoordelijkheid voor die keuzes te dragen.
Het bijbrengen van waarden, “opvoeding”, is niet alleen de taak van ouders. Het is een gezamenlijke zaak van de gemeenschap en, niet in de minste plaats, van leraren. In een wereld die in toenemende mate onderling verbonden is, past het niet om schotjes te zetten tussen thuis en school. Ouders en leraren horen samen te werken aan de opvoeding van kinderen en te zorgen voor een doorgaand proces waarbij alles in dienst staat van het stimuleren van het kind en het bieden van kansen om het beste uit zichzelf te halen.
Bouwen aan een nieuwe wereld
In een wereld die zo snel verandert als de onze, kunnen we amper voorspellen hoe volgend jaar eruit ziet, laat staan hoe de wereld er over vijftig jaar uitziet. We kunnen onze kinderen dus niet de benodigde oplossingen meegeven voor de problemen van de toekomst. Maar we kunnen ze wel leren op een bepaalde manier te denken, om samen te werken en samen te leven, zodat ze later in staat zullen zijn om op een zinvolle en effectieve manier de problemen van hun tijd te tackelen.
De kracht van een systeem zit niet in het verbeteren van de onderdelen, maar in het versterken van de onderlinge relaties. Kinderen moeten geschoold worden in het systeemdenken, zodat ze vertrouwd worden met het idee dat alles onderling verbonden is. Dat alles wat je als individu doet, invloed heeft op het geheel. Het idee van verbondenheid creëert verantwoordelijkheid.
Waardengedreven onderwijs is geen idylle. Veel van wat ik betoog, is dagelijkse kost in een veelgeprezen onderwijssysteem als het Finse. En van alle basisscholen in Nederland doet ongeveer 15 tot 20 procent in enige vorm aan waardengedreven onderwijs. Het heeft vele verschillende verschijningsvormen, maar er zijn een paar basisvormen die vaak terugkomen.
-       De school is een open ruimte, waarin kinderen gewoon rond mogen lopen;
-       De kinderen leren in hun eigen tempo;
-       Het materiaal is geschikt voor allerlei creatieve uitingsvormen zodat elk kind op zijn eigen manier kan leren;
-       Alles gebeurt in overleg met de kinderen.
Waardengedreven scholen bieden heel veel vrijheid. Het mooie is dat kinderen die vrijheid prima aan blijken te kunnen, juist omdat de dingen die ze doen uit henzelf komen en niet opgelegd zijn. Ik ben ervan overtuigd dat een dergelijke houding van leraren, van ouders, van de samenleving andere kinderen oplevert. Kinderen die veel beter in hun vel zitten, beter kunnen samenwerken, creatiever zijn in het vinden van oplossingen voor problemen, meer uit zichzelf zullen halen en beter toegerust zijn voor hun taak: het bouwen van een nieuwe wereld."

dinsdag 1 november 2011

Karma en Grimm


De bijenkoningin
De gebroeders Grimm - KHM 062


Twee koningszonen waren eens op avontuur uit. Ze kwamen temidden van woest levende mensen terecht, zodat ze helemaal niet meer thuis kwamen. De jongste die Domoor heette, trok weg om zijn broers te zoeken: maar toen hij ze eindelijk gevonden had, bespotten ze hem, omdat hij zich met z’n simpelheid de wereld door wilde slaan, terwijl zij tweeën er geen uitweg in vonden, terwijl ze toch zoveel slimmer waren.

Ze trokken nu met z’n drieen verder en kwamen bij een mierenhoop. De twee oudsten wilden hem afgraven en kijken hoe die kleine mieren in hun angst rondkropen en hun eieren wegdroegen. Maar Domoor zei: "Laat die dieren toch met rust, ik kan niet hebben dat je ze stoort."

Nu gingen ze verder en kwamen bij een meer. Daarop zwommen heel veel eenden. De twee broers wilden er een paar vangen en braden, maar dat wilde Domoor niet en zei: "Laat die dieren toch met rust, ik wil niet dat je hen doodt!"

Eindelijk kwamen ze bij een bijennest. Daarin was zoveel honing, dat het bij de stam naar beneden liep. De twee wilden vuur onder aan de boom aanleggen en de bijen verstikken, zodat ze de honing konden wegnemen. Maar Domoor hield hen er weer af en zei: "Laat die dieren toch met rust, ik wil niet dat jullie hen verbranden."

Eindelijk kwamen de drie broers bij een slot. In de stallen stonden niets dan stenen paarden, er was ook geen mens te zien; en ze gingen alle zalen door. Tenslotte kwamen ze bij een deur aan het eind, daar hingen drie hangsloten voor, maar midden in de deur was een luikje, daar kon je de kamer mee in zien. Daar zagen ze een grauw mannetje aan tafel zitten. Ze riepen hem toe; eenmaal, tweemaal. Hij hoorde hen niet, maar toen ze de derde maal riepen, stond hij op, opende de sloten en kwam naar buiten. Hij zei geen woord, maar leidde hen naar een rijkbeladen tafel. Nadat ze gegeten en gedronken hadden, leidde hij ieder naar een eigen slaapvertrek. De volgende morgen kwam het grauwe mannetje bij de oudste broer, wenkte hem en leidde hem naar een stenen opschrift. Daarop stonden drie voorwaarden, waardoor het slot kon worden verlost. De eerste opgaaf was: in het bos, onder ‘t mos, lagen de parels van de prinses, duizend in totaal; die moesten gezocht worden, en als er voor zonsondergang één enkele parel ontbrak, dan werd degeen die gezocht had, onherroepelijk tot steen.

De oudste ging erheen en zocht de hele dag door, maar toen de dag ten einde liep had hij er pas honderd gevonden. Het gebeurde zoals op dat bord stond: hij werd in steen veranderd. De volgende dag ondernam de tweede broer het avontuur: maar het ging hem niet veel beter dat de oudste; hij vond niet meer dan tweehonderd parels en werd in steen veranderd.

Maar eindelijk kwam Domoor aan de beurt, hij zocht in het mos, maar het was moeilijk, de parels te vinden en ‘t ging zo langzaam. Hij ging op een grote steen zitten en de tranen liepen hem langs de wangen van moedeloosheid. Terwijl hij daar zo zat, kwam de koningin van de mieren, die hij eens in leven gelaten had, met vijfduizend mieren. Het duurde niet lang, of de diertjes hadden alle parels gevonden en op een hoop gelegd.

De tweede taak was, de sleutel voor de slaapkamer van de prinses uit het meer te halen. Toen Domoor bij het meer kwam, zwommen de eenden, die hij eens had gered, naar hem toe, doken onder, en haalden voor hem de sleutel van de bodem van ‘t meer.

De derde opgaaf was de allermoeilijkste: van de drie slapende dochters van de koning moest de jongste en liefste worden gezocht. Maar ze leken sprekend op elkaar en waren in niets te onderscheiden, behalve dat ze voor het inslapen verschillend suikergoed hadden gegeten. De oudste een klontje suiker, de middelste wat stroop, de jongste een lepel honing. Daar kwam de bijenkoningin aan, van die bijen die Domoor beschermd had tegen een rokend vuur. Ze proefde van alle mondjes, tenslotte bleef ze op de mond zitten, die honing gegeten had, en zo herkende de prins de jongste.

Toen was de betovering voorbij, alles was uit de slaap verlost, en wie van steen was geworden, werd weer een mens van vlees en bloed. En Domoor trouwde met de jongste en liefste van de prinsessen, en na de dood van hun vader was hij het, die koning werd, en zijn broers trouwden met de beide andere zusters!


EINDE